Veel mensen zijn bang dat vleermuizen ziektes kunnen overbrengen. Een zeer klein aantal vleermuizen in Nederland is inderdaad besmet met hondsdolheid, maar als u geen onnodige risico’s neemt, is de kans op besmetting zeer klein. Sinds de uitbraak van Covid-19 hebben mensen, zeer begrijpelijk, het vermoeden dat Nederlandse vleermuizen ook deze ziekte kunnen hebben. Dit klopt echter niet. Hier vindt u informatie over deze ziekte en advies over wat te doen wanneer u of uw huisdier door een vleermuis gebeten is.

Ga snel naar de volgende onderwerpen: hondsdolheid en Covid-19

 

Hondsdolheid

Hondsdolheid wordt veroorzaakt door een virus van het geslacht Lyssavirus, behorend tot de familie van Rhabdoviridae. Rabiës is een zogenaamde zoönose, een ziekte die via dieren op de mens kan worden overgebracht. De dieren zelf hoeven niet ziek te worden, maar kunnen wel drager zijn van het virus. Er is inmiddels een tiental varianten (genotypen) van het rabiësvirus gevonden. De eerste variant is het klassieke rabiësvirus dat bij carnivoren zoals vos, wolf en hond wordt gevonden. Overigens komt deze variant in Nederland al tientallen jaren niet meer voor. De meeste andere varianten worden alleen bij vleermuizen gevonden. In Europa zijn twee typen gevonden: het European Bat Lyssa Virus I en II. EBLV I wordt bij laatvliegers gevonden en EBLV II bij meervleermuizen. Jaarlijks worden in Nederland ongeveer 120 vleermuizen getest op rabiës omdat zij contact met mensen hebben gehad. Daarvan blijken er gemiddeld 8 inderdaad met het virus besmet te zijn. Op een totaal aantal van naar schatting 800.000 vleermuizen in Nederland is dat natuurlijk maar een uiterst gering aantal. 

In met name oost-Europa komt hondsdolheid nog vrij algemeen voor bij wilde dieren, oa vossen, wilde honden en katten. Het betreft hetzelfde Europese Lyssa virus. De hoeveelheid virusmateriaal die wordt overgedracht bij een beet door een hond is vele male groter dan tijdens een beet door een vleermuis. Onderstaand protocol geldt dus alleen voor vleermuizen.

hondsdolheid bij wild levende dieren muv vleermuizen

Waargenomen besmettingen tussen 2010 en 2015 van wild levende dieren (muv vleermuizen) met hondsdolheid.

 

Besmettingsbron en wijze van overdracht

Bij besmette (‘rabide’) dieren bevindt het virus zich in het speeksel en het wordt overgebracht door bijten of likken. Via huidwondjes of slijmvliezen kan het virus in het lichaam binnen dringen. Vanuit de plek waar het virus binnenkomt vermenigvuldigt het zich eerst in de spieren en gaat dan via het zenuwstelsel naar de hersenen. In theorie kan het virus ook op andere manieren worden overgebracht, bijvoorbeeld door aanraking van een vleermuis die net zijn huid of vacht heeft schoongelikt of via urine of keutels. Hoewel dit vooralsnog theoretische mogelijkheden zijn, wordt toch geadviseerd om nooit vleermuizen of keutels met de blote handen aan te raken.

Ziekteverschijnselen bij de mens

Hondsdolheid heeft een incubatieperiode van gemiddeld één à twee maanden, maar dit kan variëren van enkele dagen tot een jaar, afhankelijk van de plaats van de beet. Het kan zich uiten in een ‘furieuze vorm’ (met krampen en overactief zijn) of een ‘paralytische vorm’, waarbij een verergerende verlamming optreedt. In het begin van de ziekte treden weinig specifieke symptomen op zoals koorts, verminderde eetlust, misselijkheid, braken en hoofdpijn. Later treden zenuwverschijnselen op als krampen of verlammingen, nekstijfheid, hyperactiviteit en stuipen. Bij ongeveer de helft van de mensen treden spasmen op van de slikspieren en halsspieren wanneer water of speeksel weggeslikt moet worden. Mensen krijgen dan watervrees; samen met een verhoogde speekselvloed leidt dat tot schuimvorming op de mond. In een verder stadium treedt coma op, leidend tot de dood door ademhalingsstilstand en hartproblemen.

 Ziekteverschijnselen bij dieren

Ziekte bij dieren gaat gepaard met dezelfde verschijnselen als bij de mens, waarbij honden vaak vooral de ‘furieuze vorm’ laten zien en landbouwhuisdieren de ‘paralytische vorm’. Bij vrijwel alle dieren is een veranderend gedrag één van de eerste symptomen; bij honden is dat vooral agressief gedrag. Landbouwhuisdieren zonderen zich af van de kudde. Opvallend is dat bij katten in Nederlang nog nooit een vleermuisvirus is geconstateerd; in Frankrijk zijn twee beschreven gevallen.

Gebeten?

Op deze webpagina vindt u een stappenplan wat te doen na direct contact tussen mens en vleermuis of tussen huisdier en vleermuis. U kunt ook bijhorende achtergrond informatie doorlezen, zie hiervoor onder aan deze webpagina. 

Deze informatie is alleen relevant bij een bijt-incident. Indien u de vleermuis alleen maar heeft aangeraakt is er niks aan de hand. Wilt u het zekere voor het onzekere lees dan vooral verder. We onderscheiden de volgende situaties:

1. Contact met een mens, de vleermuis is verdwenen

2. Contact met een mens, de vleermuis is gevangen

3. Contact met een huisdier, de vleermuis is verdwenen

4. Contact met een huisdier, de vleermuis is gevangen

 

1. Contact met een mens, de vleermuis is verdwenen.

We adviseren de volgende stappen:

  • Zoals bij alle beetwonden van (wilde) dieren moet de beetwond of aanraakplek goed worden gewassen met warm water en zeep en vervolgens gedesinfecteerd met 70% alcohol of jodiumtinctuur.
  • Neem zo snel mogelijk contact op met uw huisarts of GGD, liefst binnen 48 uur. Indien u gebeten bent in de buurt van het centrale zenuwstelsel (bv in de buurt van uw hoofd), neem dan liefst binnen 24 uur contact op met een huisarts of GGD. Vertel duidelijk dat u door een vleermuis bent gebeten of daarmee contact hebt gehad. Omdat de vleermuis is verdwenen en dus niet meer kan worden vastgesteld of de vleermuis met rabiës was besmet, wordt om elk risico uit te sluiten gestart met een zogenaamd post-expositie vaccinatieprogramma dat uit een serie van 5 vaccinaties bestaat verspreid over 2 maanden. Bij personen met een zwak immuunsysteem wordt op de eerste dag een extra injectie toegediend met MARIG.

 2. Contact met een mens, de vleermuis is gevangen

 Wij adviseren de volgende stappen. Voor advies over het vangen van een vleermuis, zie de vanginstructie.

  • De eerste stap is dezelfde als in de vorige situatie. Zoals bij alle beetwonden van (wilde) dieren moet de beetwond of aanraakplek goed worden gewassen met warm water en zeep en vervolgens gedesinfecteerd met 70% alcohol of jodiumtinctuur.
  • Stel de vleermuis veilig (indien mogelijk) door deze in een doosje / potje te doen of door er een potje overheen te zetten. Zie hiervoor de vanginstructie. Zorg er voor dat de vleermuis niet kan ontsnappen. Maak de vleermuis niet dood! Het blijven beschermde dieren en het doden van de vleermuis kan ook het onderzoek naar de besmetting van de vleermuis bemoeilijken.
  • Neem vervolgens zo snel mogelijk contact op met een vleermuisdeskundige of opvangcentrum. Deze zorgt ervoor dat de vleermuis wordt onderzocht of deze met hondsdolheid besmet is. De uitslag is binnen 24 uur bekend. Wanneer de vleermuis niet besmet blijkt te zijn kunnen vaccinaties achterwege blijven.
  • Als de vleermuis wel besmet blijkt te zijn dan wordt u daarover gebeld en zal u worden geadviseerd om contact op te nemen met uw huisarts of de GGD. Deze zal starten met een zogenaamd post-expositie vaccinatieprogramma dat uit een serie van 5 vaccinaties bestaat verspreid over 2 maanden. Bij personen met een zwak immuunsysteem wordt op de eerste dag een extra injectie toegediend met MARIG.

 3. Contact met een huisdier, de vleermuis is verdwenen

Wij adviseren de volgende stappen. 

  • Neem contact op met uw dierenarts en zeg dat uw huisdier is gebeten door of contact heeft gehad met een vleermuis. Omdat de vleermuis is verdwenen kan niet meer worden onderzocht of de vleermuis met rabiës was besmet en zal direct worden overgegaan tot een eerste vaccinatie.

Voor het vervolg wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende situaties:

  • Huisdieren die binnen een periode van 2 jaar voor het directe contact zijn gevaccineerd. Verdere vaccinaties zijn niet nodig.
  • Huisdieren die langer dan 2 jaar voor het contact zijn gevaccineerd of in het geheel niet zijn gevaccineerd. Het dier ontvangt na 5 dagen een tweede vaccinatie.

4. Contact met een huisdier, de vleermuis is gevangen 

 Wij adviseren de volgende stappen.

  • Stel de vleermuis veilig (indien mogelijk) door deze in een doosje / potje te doen of door er een potje overheen te zetten. Zie hiervoor de vanginstructie. Zorg er voor dat de vleermuis niet kan ontsnappen. Maak de vleermuis niet dood! Het blijven beschermde dieren en het doden van de vleermuis kan ook het onderzoek naar de besmetting van de vleermuis bemoeilijken.
  • Neem vervolgens zo snel mogelijk contact op met een vleermuisdeskundige of opvangcentrum. Deze zorgt ervoor dat de vleermuis wordt onderzocht of deze met hondsdolheid besmet is. De uitslag is binnen 24 uur bekend. Wanneer de vleermuis niet besmet blijkt te zijn kunnen vaccinaties achterwege blijven.
  • Als de vleermuis wel besmet blijkt te zijn dan wordt u daarover gebeld en zal u worden geadviseerd om contact op te nemen met uw dierenarts. Deze zal starten met een zogenaamd post-expositie vaccinatieprogramma dat afhankelijk is van de volgende situatie. 
  • Huisdieren die binnen een periode van 2 jaar voor het directe contact zijn gevaccineerd. Het dier krijgt 1 vaccinatie
  • Huisdieren die langer dan 2 jaar voor het contact zijn gevaccineerd of in het geheel niet zijn gevaccineerd. Het dier ontvangt een vaccinatie en na 5 dagen een tweede vaccinatie

Huisdieren in quarantaine

Als er sprake is van een periode van meer dan 5 dagen tussen het bijtcontact en het bekend worden van de onderzoeksuitslag, en er met name in die periode geen voorlopige maatregelen zijn genomen (vaccinatie), kan een quarantaineperiode van 10 dagen worden overwogen. De beoordeling van die maatregel vindt plaats door een veterinair deskundige. Naast een observatieruimte bij een dierenarts kan ook een hok bij een dierenasiel als quarantaineruimte dienst doen.

Die ruimte moet dan minimaal voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • er mag geen contact mogelijk zijn tussen het verdachte dier en de overige dieren;
  • er mag geen contact plaatsvinden met het verdachte dier tijdens het verstrekken van drinkwater en voer;
  • de ruimte moet goed reinigbaar en desinfecteerbaar zijn;
  • het verzorgend personeel dient goed te zijn geïnformeerd over de opvang van dergelijke dieren.

Als het huisdier gedurende de quarantaineperiode als rabies-verdacht moet worden beschouwd, dient het dier te worden geëuthanaseerd en voor onderzoek naar het ID-Lelystad te worden gezonden. 

Risicosoorten

Van de 21 in Nederland voorkomende soorten vleermuizen is bij 2 soorten vastgesteld dat deze met hondsdolheid besmet kunnen zijn. Dit betreft de laatvlieger en de meervleermuis. Van de laatvlieger is de laatste jaren gemiddeld 15-20% van de voor onderzoek aangeboden laatvliegers positief op het EBL-virus getest. Het percentage besmette dieren van de totale populatie laatvliegers in Nederland is waarschijnlijk veel kleiner. 

Onder meervleermuizen komt het virus nauwelijks voor. Bij recent onderzoek bleek het percentage besmette meervleermuizen lager dan 0,01% te zijn. Bij de andere Nederlandse soorten is rabiës niet aangetoond. Omdat de verschillende soorten vleermuizen lastig te herkennen zijn, is het toch belangrijk om altijd alert te zijn. Overigens is bij de meest voorkomende vleermuis in Nederland - de gewone dwergvleermuis - het virus nooit gevonden, ook niet buiten Nederland.

 Besmettingsrisico's

Wanneer vleermuizen hun verblijfplaats hebben in uw spouwmuur of onder uw dak levert dat geen enkel gevaar voor u op. Ook voor de vleermuizen die u 's avonds boven de straat of uw tuin ziet vliegen hoeft u niet bang te zijn. Alleen als u een zieke, gewonde, verzwakte of dode vleermuis vindt moet u ervoor zorgen dat u geen risico loopt. In Nederland heeft nog niemand, ook geen huisdieren, kwade gevolgen ondervonden van contact met een met hondsdolheid besmette vleermuis. En dat willen we zo houden. Daar hoeft u niet iets speciaals voor te doen. U kunt de ziekte namelijk alleen maar krijgen als u door een besmette vleermuis wordt gebeten of als u met een wondje op bijvoorbeeld uw handen met een vleermuis in aanraking komt.

Vleermuizen kunnen niet zo goed zien en ‘kijken’ daarom via hun oren: ze luisteren naar de echo's van kreetjes die ze meestal met hun mond uitstoten en krijgen zo een beeld van de omgeving. Dat betekent dat ze - als ze rond willen kijken - hun bek ver open sperren en hoge piepgeluidjes maken. Hoewel zo'n geopende bek er eng uit kan zien betekent het dus niet dat de vleermuis agressief is.

Een vleermuis zal zich zoals ieder ander wild dier natuurlijk wel verdedigen als u hem probeert op te pakken. Zolang u dus niet probeert een vleermuis te vangen of hem met blote handen vast te pakken, is er niets aan de hand. Indien het toch nodig is de vleermuis te vangen, lees dan eerst de vanginstructie.

 

Corona, Sars Cov2 en de ziekte Covid-19

 Hebben vleermuizen in Nederland het nieuwe coronavirus? En zeven andere antwoorden op veel gestelde vragen over vleermuizen, het SARS-CoV-2 virus en de ziekte COVID-19. Het is een begrijpelijke vraag, maar vleermuizen in Nederland hebben niet het nieuwe coronavirus (COVID-19). De uitbraak begon in China en het virus is door ons reisgedrag en overdracht van mens op mens inmiddels over de hele wereld verspreid. Het verspreidt zich momenteel ook in Nederland. Maar waar komt dat virus dan vandaag en waarom worden vleermuizen in China vaak als bron van het virus genoemd. Lees de feiten in onze veel gestelde vragen over vleermuizen en de uitbraak van het nieuwe coronavirus.

Vraag 1: Wat is de oorzaak van de huidige coronavirusuitbraak?

Antwoord: De oorzaak is een infectie met een nieuw ontdekt virus dat behoort tot de familie der Coronavirussen (Coronaviridae). De officiële naam van dit nieuwe coronavirus is SARS-CoV-2 (‘Severe Acute Respiratory Syndrome coronavirus 2’). De ziekte die door infectie met dit virus wordt veroorzaakt heet officieel ‘coronavirus disease 2019’, afgekort COVID-19. Dus als het in de vragen hieronder over dat virus gaat dan staat er SARS-CoV-2. Als het over de ziekte gaat staat er COVID-19.
Dit onderscheid is belangrijk omdat er allerlei andere coronavirussen bestaan (zowel bij dieren als bij mensen) die niets te maken hebben met de huidige COVID-19 epidemie.

Vraag 2: Zijn vleermuizen in Nederland ook geïnfecteerd met het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2?)

Antwoord: Nee, het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2) is niet gevonden in vleermuizen in Nederland, ondanks dat in de afgelopen jaren vleermuizen in Nederland uitgebreid op virussen zijn onderzocht. Op basis van genetisch onderzoek lijkt het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2) het meeste op coronavirussen die gevonden zijn in een Aziatische soort hoefijzerneusvleermuis (Rhinolophus affinis). Deze vleermuissoort komt wijd verspreid voor in Zuid- en Zuidoost-Azië, maar niet in Europa. Vleermuizen uit Zuid- en Zuidoost Azië staan ook niet in contact met populaties vleermuizen in Europa.

Vraag 3: Waar komt het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2) vandaan?

Antwoord: Uit genetische vergelijking van SARS-CoV-2 met andere coronavirussen blijkt dat het RNA (een soort genetisch materiaal) van SARS-CoV-2 voor 88% overeenkomt met het RNA van coronavirussen die gevonden zijn bij een soort hoefijzerneusvleermuis (Rhinolophus affinis) in Yunnan provincie, China (zie ook: Lu e.a.2020). 88% lijkt veel overeenkomst, maar het verschil in verwantschap maakt het aannemelijk dat het virus niet direct uit deze Chinese hoefijzerneusvleermuis komt, maar via een andere diersoort, een zogenaamde tussengastheer. Dan zou SARS-CoV-2 eerst van de vleermuis naar de tussengastheer zijn overgesprongen, en dan van de tussengastheer naar de mens. Er zijn wetenschappers die het Javaans schubdier (Manis javanica) - een op Chinese markten veel verhandeld schubdier - aanwijzen als mogelijke tussengastheer, maar zeker is dat nog niet (Lam e.a. 2020).

We denken aan de mogelijkheid van een tussengastheer omdat die ook een rol speelde bij uitbraak van het SARS-coronavirus in 2002. Bij dat SARS-coronavirus was een belangrijke tussengastheer de gemaskerde palmroller (Paguma larvata), een Aziatisch roofdier dat in China geliefd is voor zijn vlees en dus veel op wildmarkten wordt verhandeld.

Corona2

Mogelijke tussen gastheer van bekende sars virussen. Na mutatie in de tussengastheer kan het virus zich van mens tot mens verspreiden.

Vraag 4: Waardoor is het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2) in mensen terechtgekomen?

Antwoord: Dit komt waarschijnlijk door intensieve handel in wilde dieren op wildedierenmarkten in Azië. Op dergelijke markten worden veel verschillende wilde diersoorten levend bij elkaar gebracht. Hiermee worden omstandigheden geschapen waaronder virussen gemakkelijk van één diersoort naar een andere kunnen overspringen, en gemakkelijk van dier naar mens kunnen overspringen.

In 2002 waren de eerste mensen met SARS-coronavirusinfectie verbonden met wildedierenmarkten. Ook de uitbraak van SARS-CoV-2 lijkt te zijn begonnen op een wildedierenmarkt, de Huanan Wholesale Seafood Market in Wuhan, waar behalve vis ook veel wilde zoogdieren en vogels werden verkocht. Overigens werden in de Huanan Wholesale Seafood Market afgelopen winter geen vleermuizen gevonden.

chinese markt

Vraag 5: Wat zijn de symptomen van een infectie met het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2) bij de mens?

Antwoord: Het SARS-CoV-2 virus leidt bij mensen tot een ziekte die we COVID-19 noemen. Het SARS-CoV-2 virus infecteert daarbij de luchtwegen van de mens. Ziekteverschijnselen kunnen sterk variëren, van geen verschijnselen, milde verschijnselen zoals hoesten en koorts, tot ernstige verschijnselen zoals longontsteking. In de meest ernstige gevallen, een paar procent van vastgestelde infecties, kan infectie tot de dood leiden.

Vraag 6: Hoe worden mensen nu geïnfecteerd met het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2)?

Antwoord: Hoewel een groot deel van de eerste SARS-CoV-2 infecties bij mensen te maken had met de Huanan Wholesale Seafood Market in Wuhan, worden mensen nu over de hele wereld ook besmet door contact met geïnfecteerde mensen. Het is deze eigenschap van mens-tot-mens besmetting die zorgwekkend is, omdat het virus zich daardoor verder kan verspreiden in de humane populatie. Deze besmetting vindt vooral plaats door besmette voorwerpen zoals deurknoppen aan te raken, en ook door uitgehoeste vochtdruppeltjes met virus in te ademen. Daarom worden mensen bij wie SARS-CoV-2 infectie is vastgesteld, of die verdacht zijn van SARS-CoV-2 infectie, in isolatie geplaatst, zodat ze andere mensen niet kunnen infecteren.

Vraag 7: Hoe kan ik infectie met het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2) voorkomen?

Antwoord: Om de voorkomen dat je het virus krijgt en om te voorkomen dat het virus zich te snel door Nederland verspreid heeft het RIVM een pakket aan maatregelen opgesteld, waaronder het zo veel mogelijk thuis blijven, het sluiten van scholen, horeca en andere instanties waar mensen regelmatig in groepen bij elkaar komen. Ook wordt aanbevolen vaker de handen grondig te wassen, in de elleboog te hoesten of te niezen en indien men toch andere mensen ontmoet 1,5 meter afstand van elkaar te houden. Het volledige pakket aan maatregelen vind je op de website van het RIVM.

Vraag 8: Zijn vleermuizen in mijn huis en/of tuin gevaarlijk voor mijn gezondheid?

Antwoord: Nee, in het algemeen niet. Er zijn in Nederland geen gevallen bekend van mensen of dieren die ziek zijn geworden door contact met vleermuizen. Vleermuizen in spouwmuren, onder daken of op zolders vormen geen gevaar voor mensen.

Het enige bekende risico is de mogelijke aanwezigheid in met name twee vleermuissoorten (laatvlieger Eptesicus serotinus & meervleermuis, Myotis dasycneme) van een virus dat hondsdolheid (rabiës) veroorzaakt. U kunt zo’n infectie alleen oplopen door direct contact met besmette vleermuizen, zoals een beet van een vleermuis. U kunt dus geen infectie oplopen wanneer u in dezelfde ruimte bent als een vleermuis, of als er buiten vleermuizen bij u in de buurt vliegen. Wel is het van belang om voorzichtig te zijn met vleermuizen die op de grond worden gevonden, en deze dieren niet aan te raken of op te pakken met blote handen. 

 

Informatie over Rabiës voor vleermuiswerkers

Iedere deelnemer aan een vleermuisvang activiteit is verplicht om gevaccineerd te zijn tegen rabiës, en dient ook een titerbepaling te hebben die hoog genoeg was (>1,0 IE/mL) van hooguit twee jaar oud (of 1 jaar oud bij primaire vaccinatieserie). Kijk op deze pagina voor meer informatie.